Schrijven over "Ciel van der Sluys"

Keuze voor het onderwerp

Voor Tokeh schrijf ik korte verhaaltjes die te maken hebben met het leven in Nederlands-Indië. Iedere week poog ik een nieuw onderwerp aan te snijden. Naast Tokeh werk ik aan mijn eerste boek. Met behulp van de Indische Schrijfschool heb ik een aardig verhaal weten te vormen. Het schrijven geeft mij een goed gevoel, een gevoel van voldoening.

Het onderwerp van het boek is mijn overgrootmoeder. Of beter gezegd, mijn zoektocht naar het leven van mijn Indische overgrootmoeder. Hiervoor heb ik familieleden geïnterviewd. De eerste vraag die zij mij stelden was: “Waarom nu juist zij?” Om eerlijk te zijn kon ik bij niemand een eenduidig antwoord geven. Interesse? Het onbekende in de persoon? Misschien de overeenkomsten tussen haar en mij? Een lange tijd wist ik het niet. Pas nog was ik erover in gesprek. Daaruit kwam een uitgebreid antwoord naar voren. Kort samengevat was het zoiets als: Je bent nieuwsgierig naar het verhaal achter de underdogs in de familie en zij die in de vergetelheid dreigen te raken…Deze reactie zette mij aan het denken. Eén weeklang heb aan de verklaring gedacht. Mijn conclusie was: Het klopt. Later vroeg ik of dit niet vreemd was en de reactie daarop maakte voor mij veel goed: “Nee, dat is niet vreemd. Je doet eigenlijk iets heel nobels. Je probeert de geschiedenis te redden. Wie weet is het er over tien jaar wel niet meer.”

Met hulp van Vilan van de Loo heb ik veel op papier weten te zetten. Soms schrik ik ervan. De eerste ontmoeting met mijn overgrootmoeder was zeventien jaar geleden door middel van het zien van een foto. En dan nu, jaren later, heb ik binnen mijn familie mijzelf kunnen omdopen tot de alwetende van haar leven: “De biograaf van Ciel”.Mijn overgrootmoeder is inmiddels een plaats opgeschoven. Voor mij is zij mijn derde grootmoeder geworden. Zij is een vrouw waarvoor ik veel sympathie voel en respect heb. Naar mijn idee zeker niet onbelangrijk. Het vergemakkelijk het schrijfproces.

Met enige regelmaat wil ik een stukje delen over het schrijfproces en het worden van een auteur. Hopelijk leest u graag met mij mee.

Meevoelen met de hoofdpersoon

Kun je meevoelen met de persoon waarover je schrijft? Het is een vraag waarop meerdere antwoorden mogelijk zijn. De een beaamt het, de ander lacht het weg. Voor mij werd de vraag nog wat specifieker: “kun je meevoelen met een persoon waarover je schrijft, maar die je nooit hebt gekend?”

 

Door het onderzoeken van het leven van Ciel kon ik gebeurtenissen aan haar koppelen. Er verschenen beroepen, woonplaatsen en een vertrekdatum. Dit werd de basis voor het schrijven van het levensverhaal. Een lijst met data en plaatsen zonder samenhang en de context.

Tijdens het schrijven van het verhaal kwam de opsomming weer voor de dag. De gebeurtenissen werden beschreven met kleur. Het verhaal begon te leven. Het wonen op een suikeronderneming ging van een mededeling naar een hele beleving. De woningen omgeven door groen, het geluid van de machines in de fabriekshal en samenkomsten op de sociëteit. Het maakte deel uit van het dagelijks leven. Als schrijver kon ik mij er steeds meer in inleven.

 

Door het schrijven met context ging ik er helemaal in op. Het voelde alsof ik naast Ciel stond. Alles was zwart-wit gekleurd. Stemmen waren er nauwelijks. Het begrijpen van het moment hing af van de blik in iemands ogen.

Intense gebeurtenissen beschreven niet alleen Ciels onmacht. Diep van binnen voelde ik ook haar onmacht tijdens de oorlog, de blijdschap toen haar dochter huwde, het verdriet bij het overlijden van een goede bekende. Het was er allemaal.

 

Nu kwam ik aan bij het moment van repatriëren. Of ja, ik noem het liever evacueren. Ik zag Ciel staan op de kade van de haven van Surabaja. Zij moest afscheid nemen van een vrouw die haar in haar hele leven had bijgestaan. Een vrouw die haar tweede moeder kon zijn. “Een oude boom moet je niet meer verplaatsen” was de reden dat Ciel wist dat het afscheid definitief was. Beide wisten ze dat ze door zouden leven, maar wel zonder elkaar nog te zien, te spreken of te omhelzen. Een apart rouwproces naast het vertrek.  Tijdens het beschrijven van dit moment voelde ook ik de frustratie, het verdriet en de onmacht.

 

Dus nogmaals de vraag: “kun je meevoelen met een persoon waarover je schrijft, maar die je nooit hebt gekend?” Ja, dit kan.

Een onbekende tante

Binnen een Indische familie is er altijd wel een oom of tante waarvan je de naam meer dan eens hebt gehoord, maar waarvan je niet precies weet wie het is. Wanneer er wordt gevraagd naar wie het is, dan begin je te twijfelen of dat je hem of haar eens hebt ontmoet. En dan komt de grote vraag: “Is het wel een familielid van mij?” Ik vond er ook een waarbij ik dezelfde vragen kon stellen. Tante Oet werd zij genoemd en zij was de beste vriendin van mijn overgrootmoeder Ciel.

 

Jaren geleden begon ik met het zoeken naar deze voor mij onbekende tante, maar waar te beginnen? Zoals altijd vroeg ik het aan mijn tante, in mijn ogen de alwetende van de familie. Zij zei hierover: “Tante Oet en oom Bert noem ik altijd in één adem. Geen idee of dit een stel was. Volgens mij woonde zij in Amsterdam.” Oet woonde dus in Amsterdam, mogelijk met oom Bert. Zou ik iets willen vinden dan zou ik het in Amsterdam moeten zoeken op de naam van Bert. Lambert? Hubert? Gijsbert? De namenlijst hield maar niet op en zonder resultaat.

 

Tijdens stamboomonderzoek vond ik haar. Haar naam was niet Oet, maar Oettie. Ik wist zeker dat dit de vrouw was die ik zocht. Ik had het mis. Zij had geen connectie met Amsterdam, met de naam Bert en vermoedelijk ook niet met Ciel. Pas veel later vond ik haar. Ik was er niet eens meer naar op zoek. Bij het uitzoeken van een andere stamboom kwam daar tante Oet naar voren uit Amsterdam en wat bleek, zij was getrouwd met ene Bert. Voluit was haar naam Georgine Constance Fredriksz, een onmogelijke zoektocht dus, en zij was een nicht van Ciel. Ik had zelfs foto’s van haar.

Het terugvinden van Oet gaf mij een kleine inkijk in het leven van Ciel en met wie zij omging. Tantes Guuste en Elly vormden een clubje, aangevuld met enkele anderen, waar ook Oet en Ciel bij hoorden. Zij deelden een gezamenlijke geschiedenis waarover werd gezwegen. Het waren lieve en gezellige tantes met een verborgen pittig randje.

 

Het boek wat ik schrijf belicht vooral de band die Oet en Ciel hadden. Het samen overleven in het bezette Indië, de steun daarna, vakanties in Trètes en later in Malaga, alles komt daarin voorbij. Tante Oet was mijn onbekend familielid, maar nu niet meer.   

Soldatenmoeder

Het beschrijven van het leven van mijn overgrootmoeder Ciel is een proces vol verrassingen. Regelmatig stuit ik op iets onverwachts, zoals een soldatenmoeder zijn van vijf jongens.

 

Tussen oude foto’s van Ciel vond ik er een van haar, haar dochter en twee soldaten. Toen ik deze voor het eerst zag, was het voor mij niet meer dan een foto. “Oké, zij ging eens op de foto met twee soldaten” dacht ik. Het was niet specialer dan haar andere foto’s. Pas aan het begin van dit jaar las ik dat het meer was dan slechts een fotomoment. Ciel betekende iets voor deze jongens.

Bij het schrijven van mijn boek kwam ik aan bij de bersiap-periode. Met haar dochter woonde Ciel in Soerabaja. Daar leerde zij de vijf jonge oorlogsvrijwilligers kennen. Haar dochter kreeg een relatie met een van hen. Hij was aangesloten bij bataljon 2.10 Regiment Infanterie.

Om hem en zijn bataljon wat beter te kunnen beschrijven onderzocht ik deze troepen. In een archief vond ik een fotoalbum van een van hen. Daarin zag ik foto’s van Ciel met hen. Bij het album hoorde ook de correspondentie van deze soldaat. Daarin las ik dat hij meer dan eens bij haar op de thee kwam en haar Kerstcadeaus gaf. Hij noemde haar “mams”.

 

Voor deze soldaat, haar latere schoonzoon en hun vrienden nam Ciel op een natuurlijke manier een moederrol op zich. Zij gaf hen emotionele steun in een tijd waarin het je dood kon betekenen als je omging met Hollandse soldaten. Zij zorgde en kookte voor hen en bood hen een thuisgevoel in een vreemd land. Voor hen werd haar huis een veilige haven te midden van de onrust. Ciel was niet de enige soldatenmoeder in Indië. Toch was het bijzonder hoe een vrouw in haar eentje voor deze vijf jongens zorgde. Het laat mij zien hoe moederschap in vele vormen kan bestaan. Het geeft mij nog meer motivatie om haar verhaal met zorg en respect te vertellen.

 

Wat Ciel dreef om deze jongens te verzorgen, ondanks de gevaren en onzekerheden die zij zelf moest doorstaan, maakt mij nieuwsgierig. Hoe ga je om met het leed wat zij meemaakten? Hoe zeg je hen gedag wanneer je in je achterhoofd weet dat het de laatste keer kan zijn? Maar vooral, hoe ga je om met het nieuws dat een 24-jarige jongen is gesneuveld?

Borgstelling voor haar zoon

In de jaren 50 kon het voorkomen dat kinderen uit hetzelfde gezin een verschillende nationaliteit hadden. In het boek over mijn overgrootmoeder Ciel waaraan ik werk, speelt dit ook. Haar kinderen hadden beide een andere nationaliteit, terwijl hun geboorteplaatsen slechts vijftien kilometer uit elkaar lagen. De reden: keuze voor het Nederlandse of Indonesische staatsburgerschap.

 

Door de soevereiniteitsoverdracht in 1949 moesten alle Europeanen en daarmee gelijkgestelden in het nieuwe Indonesië de keuze maken tussen Nederland en Indonesië. Ciel en haar dochter kozen voor het eerste. Haar zoon daarentegen koos voor het Warga Negara, het tweede.

Terwijl Ciel en haar dochter in Nederland waren, bleef haar zoon op Sumatra. Het leven was er mooi tot 5 december 1957, ook wel Zwarte Sinterklaas genoemd. Alle nog in Indonesië aanwezige Nederlanders werden staatsgevaarlijk verklaard en veel van hen repatrieerden. Het leven van de Warga Negara-kiezers werd er niet beter op. Zij kregen te maken met narigheid. De één werd geweigerd op de pasar, de ander werd gepest, een derde werd zelfs mishandeld en bedreigd.

 

Ciels zoon kwam uiteindelijk in hetzelfde schuitje terecht. Het leven werd met de dag zwaarder. Hij werd een spijtoptant. Twee aanvragen werden er geweigerd, maar hij bleef het proberen. Eens moest dat groene licht komen en zou hij worden toegelaten tot Nederland. Het schrijven van een brief aan prins Bernhard veranderde dit ten goede. Als hij aan kon tonen dat hij de reis kon betalen, huisvesting zou hebben en iemand had die borg kon staan voor hem, dan werd de aanvraag gehonoreerd.

Ook al was Ciel niet de biologische moeder, toch stond zij borg. Hij was een voorkind van wijlen haar echtgenoot. Gedurende zijn jeugdjaren behandelde zij hem als een typische stiefmoeder, hard en zonder enige vorm van liefde. Borg staan voor het gezin van de stiefzoon was een tegenstrijdig beeld, maar Ciel deed het.

 

Hoe dit proces verliep beschrijf ik in het boek waaraan ik werk. Het is bijzonder hoe een weduwe al deze kosten kon en wilde dragen, terwijl zij zelf spekkoeken moesten bakken om rond te kunnen komen.

Familieverhalen

Voordat ik het levensverhaal van mijn overgrootmoeder Ciel op papier kon zetten, moest er nog veel gebeuren. Archieven werden geraadpleegd, plaatsen bezocht en familieleden overhoord. Wat de één niet wist, kon de ander vertellen. Toch was er een onderwerp waarop geen eenduidig antwoord kwam, terwijl dit toch zeer bepalend was voor een groot deel van Ciels leven.

 

Tijdens gesprekken met familieleden kwamen onder meer de oorlog en internering aan bod. Beladen onderwerpen om te bespreken. Aan de familieverhalen was te horen dat er iets vreselijks moest zijn gebeurd. Wat dat was, bleef onbekend.

Aan verschillende familieleden vroeg ik het. Sommigen zeiden dat Ciel in een kamp had gezeten. Het antwoord werd echter al snel afgedaan met “het was een vervelende tijd…”. Het niet willen vertellen, ook wel het Indisch zwijgen genoemd, was voelbaar. Eén ander vertelde mij echter dat zij nooit in een kamp had gezeten en juist een heel fijne tijd had gehad. Dat had zij zelf eens gevraagd aan Ciels dochter. Het bracht mij aan het twijfelen.

 

Het onderwerp was echter wel levensbepalend en, als ik een verhaal wil schrijven over Ciel, dan moest dit zeker zijn. Toen ik het woonadres uit de Japanse tijd opzocht op een kaart, bleek dit slechts honderd meter bij een kampgrens vandaan. Ik vroeg het Rode Kruis om hulp. Enkele weken later kreeg ik reactie: “Van internering door de Japanners heb ik geen aanwijzing gevonden. Wel komt ze voor op een evacuatielijst van een kamp in Malang.” Ze kwam dus voor op een evacuatielijst, maar niet op de kamplijsten van Malang. Het mysterie bleef.

 

Familieleden uit de buurt met gelijke afkomst waren geïnterneerd. Zij stonden op dezelfde evacuatielijst als Ciel. Eén van hen was zelfs sectiehoofd in het kamp, een positie die je niet wilde hebben. Toen ik enkele jaren later de memoires van een neef van Ciel las, kwam pas uitsluitsel: “een tante en nicht van ons, die in die tijd vlak bij Malang woonden.” Hieruit kon ik opmaken dat het om Ciel en haar dochter ging. Een zoektocht van zeven jaar was klaar.

 

Het is lastig om de waarheid te bepalen. Soms is het een kwestie van kiezen tussen twee kwaden. Toch is dat nodig om een kloppend verhaal te kunnen schrijven.

Opgroeien zonder moeder

Mijn overgrootmoeder Ciel groeide op zonder moeder. Zij overleed nog voor haar derde verjaardag op 17 november 1906 in de kliniek van Poerwokerto. Hierdoor werd Tjie hoofdhuishouding en moest hij voor de andere kinderen zorgen.

 

Door het overlijden werd Ciel een halve wees. Vermoedelijk was de oorzaak van haar overlijden dysenterie (darminfectie). Er waren meer gezinsleden die hiermee besmet raakten, maar zij overleefden het.

Veel kinderen werden na het overlijden van een van de ouders in een weeshuis ondergebracht. De ene ouder deed dit, omdat hij of zij hertrouwde. De andere ouder kon niet meer voor de kinderen zorgen, wegens gebrek aan geld of toezicht.

Ciel en haar oudere broers en zussen mochten thuisblijven in hun vertrouwde omgeving. Samen met hun vader Louis woonden zij sinds enkele jaren op de suikeronderneming Klampok, waar hij snijveldopzichter was.

 

Ciels vader vond een oplossing waardoor alle kinderen thuis konden blijven wonen. Zijn oudste zoon Tjie kreeg van hem de taak van opvoeder van de kinderen. Tjie was pas dertien jaar oud en werd ineens ouder van vijf kinderen in de leeftijd van twee tot twaalf jaar. Zijn jeugdjaren waren pas net begonnen en hij moest zich nu al als een volwassene gedragen.

Door Tjie werden Ciel, haar broers en zussen streng opgevoed. Zij hadden daardoor ook geen vrije jeugd. Intussen werd er erg veel waarde gehecht aan het aanleren van de westerse manieren en het correct spreken van de Nederlandse taal. Wanneer vader laat op de avond thuiskwam van zijn werk, dan wilde hij geen negatieve verhalen horen over de kinderen. Anders kwam bij hem zijn temperamentvolle kant naar boven.

 

Voor Ciel werd deze situatie haar jeugd. Doordat haar moeder zo vroeg was overleden, had zij geen enkele herinnering aan haar. Slechts een schim, een klank van een stem of een bepaalde geur waren in haar geheugen achtergebleven. Voor Ciel was deze manier van opvoeden normaal en op latere leeftijd zou zij het zelf zeker niet anders doen. Het gemis van haar moeder en de manier van opvoeden werden tekenend voor haar verdere leven.

De ontmoeting met Edje en Joke

Voordat ik kon beginnen aan het schrijven van het levensverhaal van mijn overgrootmoeder Ciel, moest er nog het een en ander gebeuren. Ik had het Nationaal Archief, het NIOD en Museum Sophiahof bezocht, maar ik vond er niet wat ik zocht. Ik zocht naar foto's, familieverhalen (mijn honger naar die twee is nooit gestild) en misschien ook wel een beetje naar het Indische. Iets waar ik mijzelf steeds meer in verdiepte. 

Als eerste ondervroeg ik mijn vader, die meer dan eens werd onderworpen aan een kruisverhoor. Het kreeg een vragenlijst voorgeschoteld van ruim 260 vragen. Ik had mijn moeder voor mijn karretje gespannen om mijn vader er op voor te bereiden. In gedachte hoor ik hem nog zuchten.

Ik ondervroeg ook mijn tante uit Haarlem, de "alwetende van de familie" zoals ik haar altijd noem. Zij liet mij op een andere manier kennismaken met het Indische leven van Ciel. In een klein koffertje had zij tal van foto's van de Indische familie bewaard. Mijn oom en tante uit Kranenburg voorzagen mij van de nodige familieverhalen. Wat ik door hun hulp te weten ben gekomen, dat had ik nooit voor mogelijk kunnen houden. 

Tijdens mijn vooronderzoek leerde ik veel nieuwe familieleden kennen. Het was rond de jaarwisseling van 2017-2018 dat ik een brief stuurde naar een achterneef van Ciel. Wat ik niet vermoedde was dat die brief het begin was van iets veel groters. In de brief vroeg ik hem naar informatie omtrent een van zijn tantes, Oet. Gedurende het leven van Ciel was dat toch wel de vrouw waar zij het meest mee omging. Enkele dagen later kreeg ik een positieve reactie per mail terug met drie pagina's aan informatie over de familie. Het verslag sloot hij af met de woorden: "Overigens kan je ook langskomen voor wellicht aanvullende informatie en/of een blik op het huis waar tante Ciel gewoond heeft."

We maakten een afspraak en op een koude winterdag ging ik met de trein naar Den Haag, om vanaf het station verder te lopen in de richting van de Bomenbuurt. Voor het eerst in mijn leven was ik alleen in de grote stad en met de kaart op mijn telefoon liep ik rond. 

Bij het adres aangekomen ontmoette ik daar Edje (+2022). Hij zat rustig aan tafel te wachten op mijn komst. Het eerste wat mij in zijn huis opviel was de grote vitrine vol met Indische beelden. Zijn vrouw Joke kwam iets later thuis met de boodschappen. Ik werd door beide hartelijk ontvangen en onder het genot van een kopje thee werd er gesproken over mijn zoektocht. Edje vertelde over Ciel, over haar broer Tjie die hij erg goed had gekend en ook over haar andere familieleden. 

Hij had een stapeltje familiefoto's gevonden en samen keken we naar de voor mij onbekende Indische gezichten. Hij toonde mij een foto waarop Ciel nog was te zien. Samen met zijn ouders, ooms en tantes werd zij gefotografeerd in het voorstuk van de woonkamer. Ik herkende haar gezicht meteen. Voor het eerst zag ik Ciel samen met haar familieleden op een foto.

Later op de middag maakten we een ommetje door de buurt waar Ciel eens had gewoond. Edje wees mij op de plaatsen waar bepaalde winkels zaten, waar bekende Indische familieleden woonden en bracht mij aan het einde van de tour nog naar het oude woonadres van Ciel. Bij terugkomst bleef ik naar Indische gebruiken eten. Helaas ben ik vergeten wat Joke precies had gekookt, maar ik weet nog wel dat het enak sekali (erg lekker) was. 

Terwijl wij aan het diner zaten vertelde Joke mij over een discussie die zij die dag nog hadden gevoerd. Het discussieonderwerp was mijn leeftijd. Edje was er heilig van overtuigd dat ik rond de veertig jaar moest zijn. Joke schatte mij als achterkleinzoon van Ciel een stuk jonger. Ik was pas 21 jaar, dus het was wel duidelijk wie de discussie had gewonnen. 

Na het avondeten werd er nog wat nagepraat. Ik nam afscheid van Joke en Edje liep met mij mee naar de tramhalte aan de Laan van Meerdervoort. Toen daar de tram stopte nam ik afscheid van Edje en ging ik met de tram naar het Centraal Station. Onder de indruk van al wat ik gezien en gehoord had ging ik naar huis.

Vanwege de covid-periode kwam er een tijdelijke stop op mijn familieonderzoek. De archiefinstellingen waren gesloten of slechts beperkt open en bezoeken van familieleden werd teruggebracht tot een minimum. Ik besloot om het te laten rusten totdat het "normale" leven weer van start ging. 

Met meer aanknopingspunten en foto's bezocht ik andere familieleden. Ik ging naar Els in Papendrecht, Renske in Tilburg, tante Hensje in Leiderdorp, Nino in Zwijndrecht en Ferry in Voorburg. Zij gaven mij meer nieuwe informatie over familieleden, de geschiedenis die zij hadden in het oude Indië en deelde met mij de familiefoto's die zij hadden. Ik kon na verloop van tijd mijn geluk niet meer op met al die oude zwart-witte kiekjes van weleer. Waarop voor mij onbekende mensen stonden die inmiddels toch zo bekend aanvoelden. 

Wanneer ik spreek over "mijn" Indische tantes dan lijkt het net alsof ik ze heb gekend. Tante Ciel, Oet en Emmy, tante Guuste, Elly I en Joke, nog een tante Elly II, Lies en Henny, ik zou bijna een tweede versie kunnen maken van Alle Indische tantes van Yvonne Keuls.

Vorig jaar ging ik terug naar Den Haag. Helaas kon ik Edje niet meer bezoeken. Hij was één jaar eerder overleden. Zijn vrouw Joke ontving mij evenals de vorige keer hartelijk. Wij spraken opnieuw over mijn overzoek, ik liet haar de foto's zien die ik had vergaard (inmiddels vervoerde ik die niet meer in een klein mapje in mijn rugtas, maar vanwege het gewicht in een rolkoffer) en we spraken over Edje. Naar Indische gebruiken bleef ik ook nu weer eten, een (volgens mij) door haar bedachte variant van rendang met tahu stond op het menu. Opnieuw enak sekali. 

Een blik vol met oude foto's kwam tevoorschijn en ook een map met oude familiepapieren werd doorgekeken. Waar ik de vorige keer niet wist wat het betekende, voelde het nu allemaal als vertrouwd. Ik kende de namen, de mensen en zelfs de omgeving van het oude thuis in Indië. Het was een fijn bezoek en ik dankte haar voor alle hulp.

Ik ben dankbaar voor alle familieleden die mij geholpen hebben met mijn onderzoek. Iedereen was daarin waardevol. Maar vooral ben en blijf ik Edje en Joke erg dankbaar. Zonder hun hulp was ik nooit zover gekomen en had ik het vermoedelijk niet eens voortgezet. 

Wil je eens iets weten van je familiegeschiedenis:

1. Ondervraag je naaste familieleden. Je hebt er nu de kans voor en later kan het zo waardevol zijn.

2. Wees niet bang om te vragen. Voor mij was het in dit geval niet zo lastig. Edje had al eens meegewerkt aan een boek, dus ik vermoedde dat hij openstond voor het helpen met mijn onderzoek. Heeft iemand dat niet gedaan, dan kun je het nog steeds proberen.

3. Begin met een kleine vragenlijst en bouw steeds een stukje verder uit. Op die manier blijft het overzichtelijk. Stel zoveel mogelijk open vragen en probeer zo minmogelijk te sturen in een bepaalde richting. 

Kijkend naar oude foto's

Oude foto's, wie heeft ze niet eens gezien? Foto's uit een vervlogen tijd, vaak zwart-wit van kleur. Allemaal hebben ze een ander formaat. De ene is een pasfoto, terwijl de andere een briefkaart zou kunnen zijn. Door de tijd heen zijn ze gaan verkleuren, waardoor een witte blouse spontaan bruin is geworden. Deze kiekjes zijn allemaal de basis van een nieuw verhaal. Een verhaal wat nooit vergeten mag worden.

Oude foto's zijn voor mij onmisbaar. Voor zolang ik het mij kan herinneren had ik er al een grote belangstelling in. Ik denk dat ik nog maar drie jaar oud was en toen al rondliep met de trouwfoto's van mijn grootouders. Ik weet niet eens wat daarvan de reden was. Het lag dan ook in de lijn der verwachting dat ik de weinige foto's van mijn "Hollandse" grootouders eens zou meenemen en tot vervelens toe aan anderen zou laten zien. Gelukkig had ik een grootmoeder die iedere zaterdagmiddag trouw met mij naar de foto's keek en mij voorzag van het nodige commentaar. Vermoedelijk is hier dan ook mijn interesse in de tijd van vroeger begonnen.

Wanneer ik bij familieleden op bezoek ging, dan vroeg ik trouw naar oude familiefoto's. Wanneer er dan een album voor de dag kwam en ik het vast mocht houden en in mocht zien, dan was het alsof ik de heilige graal in mijn handen had. Aandachtig keek ik naar de oude foto's, zoekend naar voor mij bekende familieleden.

Eens was ik op bezoek bij een achternichtje van Ciel. Zij was verrast dat ik haar had gevonden en nog meer over het onderwerp. "Tante Ciel", die naam zei haar helemaal niets. Ze zei dat zij andere tantes die ik genoemd had wel kende, maar deze niet. Ook de naam van haar dochter Jops deed bij haar geen belletje rinkelen. Met een lichte teleurstelling stelde ik haar wat vragen over de familie, waarna ik het fotoalbum inkeek. Ik had er niet op gerekend dat ik ook maar iets van Ciel of haar dochter zou terugzien. Kennelijk had iemand eens in het album zitten wroeten, want toen ik het album opende zag ik eerst wat losse foto's, voordat de eerste bladzijde in beeld kwam. Het eerste wat ik zei was: "Deze foto ken ik, want dit is mijn grootmoeder Jops". En alsof het zo moest zijn, de tweede foto die ik zag was een foto waarop onder andere Ciel te zien was. De plaats waar zij stond was erg onduidelijk, maar ik kon haar herkennen aan de manier van poseren en de kleding die zij droeg. Die foto maakte heel mijn dag goed. 

Menigmaal gingen de oude Indische foto's met mijn mee. Ik toonde de foto's in eerste plaats aan mijn vader, die zich daarop afvroeg wie de mensen op de foto's waren. Hij kende ze immers toch niet. Mijn moeder was doorgaans de tweede persoon die de foto's moest zien. Zij moest voor mij gaan bepalen welke naam bij welk gezicht hoorde. 

Voordat ik conclusies trok over wie het waren deed ik onderzoek. Een voorbeeld daarvan is "de bekende tante Oet". Zij was een nicht, maar ook beste vriendin van Ciel. Ik kende haar slechts bij naam, niet van gezicht. Aan de hand van kleine details achter op foto's, in combinatie met berichten uit kranten en een foto van haar moeder heb ik kunnen achterhalen dat ik drie foto's van haar had. Mijn moeder was degene die dan mijn theorie moest bevestigen, want ontkrachten was geen optie meer.  Andere foto's heb ik eens opgestuurd naar neef Edje, die mij de namen kon geven van veel ooms en tantes. 

In het boek waaraan ik werk beschrijf ik het merendeel van de foto's uit het leven van Ciel. Deze vertellen een deel van het verhaal en voegen details toe die ik zelf nooit zou kunnen weten. Details over het uitzicht tijdens een vakantiereis naar Tretes, de kledingstijl in het dagelijks leven in het nieuwe Surabaja of het interieur in een klein kamertje ergens op eenhoog in Den Haag. Maar ook over de stemming van iemand in een bepaalde tijd, bijvoorbeeld het portret wat werd gemaakt voor de Japanse registratiekaart. Een vorm van verdriet is te lezen in haar van de camera wegkijkende ogen. 

Wil je onderzoek doen naar je familiegeschiedenis, ga eens het gesprek aan met de oudste generatie. Helaas heb ik mijn grootouders daarvoor te jong verloren en heb de informatie moeten achterhalen via de volgende generatie.

Dus begin er zo snel mogelijk mee. Het is niet eens nodig om rechtstreeks te vragen naar onderwerpen als de oorlog en het vertrek uit Indië. Soms kan het openen van een fotoalbum voor genoeg verhalen zorgen.

Sleutel een voor succes

In het begin vond ik het lastig om het verhaal van mijn overgrootmoeder Ciel te schrijven. Verschillende pogingen heb ik gedaan, maar telkens stopte ik ermee. Ik liep vast, vond nieuwe informatie die mijn verhaal tegensprak of ik vond een ander onderzoek waar ik al mijn tijd aan kwijtraakte.

 

Uiteindelijk ben ik begonnen met het regelmatig schrijven van het verhaal. Ik had veel informatie verzameld, maar vond het toch moeilijk om het te beschrijven. Het ging immers over iemand die ik nooit had gekend uit een lang vervlogen tijd.

Er kwam een moment waarop ik dacht “en nu moet ik er echt iets mee gaan doen”. Vooral de vrees om eens de vergaarde informatie kwijt te raken, zorgde voor een stok achter de deur. Toch had ik meer nodig. Iets wat mij inspiratie gaf en mij hielp met doorgaan. Het werden mijn drie sleutels om door te blijven zetten. Daarvan vertel ik vandaag de eerste sleutel.

 

Op een dinsdagavond begon ik met de eerste woorden op papier te zetten. Ik zat aan de eethoektafel met mijn laptop opengeklapt. Om de laptop heen plaatste ik kleine aandenkens uit het leven van Ciel en ongeveer tien foto’s die eens bij haar op het dressoir en de schouw hadden gestaan. Het gaf mij een klein inkijkje in haar leefwereld.

Als extraatje had ik er een portretfoto van Ciel bijgeplaatst. Wanneer ik even vastliep in het verhaal, dan keek ik in haar ogen. Het was alsof zij mij daardoor informatie aandroeg. Gek genoeg sprak ik soms met haar over de gebeurtenissen die ik ging beschrijven. Zoekend naar een goedkeuring misschien?

In een droom leek ik die goedkeuring te krijgen. Het was niet zozeer dat ik Ciel in mijn dromen voorbij zag komen, maar haar nicht Oet. Een vrouw waar zij lief en leed mee had gedeeld en die haar door de moeilijkste periodes in haar leven had geholpen. Iemand dus die veel over haar had kunnen vertellen. De droom kan ik mij nog goed herinneren. Oet nodige mij uit om vragen te stellen over Ciel. Ik kreeg de kans om twee vragen te stellen, waarna ik wakker werd. Het was alsof zij met die uitnodiging haar goedkeuring gaf. Dat haar verhaal het waar was om verteld te worden.

Sleutel twee voor succes

Wanneer ik het levensverhaal van mijn overgrootmoeder Ciel schrijf loop ik soms vast of word ik afgeleid. Drie factoren zorgen ervoor dat ik door blijf gaan, mijn sleutels tot succes. Vandaag bespreek ik de tweede.

 

Voor het schrijven plan ik het liefst een tijdvak in, zodat ik aan een stuk kan schrijven. Terwijl de eerste woorden op het papier verschijnen, luister ik naar muziek. Werkt het voor de één afleidend, voor mij werkt het inspirerend. Wanneer ik alleen thuis ben, gaat YouTube of Spotify aan en hoor ik de hele dag de muziek van de Haagse band Son Mieux.

 

Terwijl ik aan dit boek werk, lijkt het soms alsof we een soortgelijk proces doormaken. Zij werken zich omhoog in de muziekscene en ik probeer mijn weg te vinden als schrijven. Het zijn totaal verschillende werelden, maar toch lijkt het alsof we allebei doen wat wij het liefst willen doen.

Nieuwsgierig volg ik hun groei op de voet en weet vaak de meest nutteloze weetjes. Ach, ik zou zelfs over hen een boek kunnen schrijven. Dat is met de Indische geschiedenis ook. Om een voorbeeld te noemen: de straatnamen op de suikerondernemingen, wie kent die nu nog? Ik wel.

 

Die nieuwsgierigheid is niet altijd even gemakkelijk. Tijdens het onderzoeken raak ik meermaals afgeleid door onderwerpen die mijn aandacht trekken. Sinds kort heb ik een manier gevonden om hiermee om te gaan. Tijdens blokken van een uur schrijf ik een stuk van mijn verhaal, terwijl ik daarna vijf minuten gebruik om een kleine anekdote te noteren of een citaat doorlees over iets wat niet gerelateerd is. Zo blijven deze ook niet door mijn hoofd spoken.

Inmiddels heeft het zijn vruchten afgeworpen en heb ik 17 zijonderwerpen verzameld die misschien eens aparte verhalen gaan worden. Verhalen met betrekking op de geschiedenis van Indië, maar daarnaast nog zoveel meer. Maar voor nu focus ik mij op dit boek en de muziek helpt mij daarbij.

 

Om in muzikale sferen af te sluiten: Well, tell me from the beginning, and I’ll see you at the end. I want to know your story, and I want to understand. I’ve got a thousand questions for the millions on the street. Will somebody out here tell me? Tell me more. ©SonMieux

Sleutel drie voor succes

Wanneer ik het levensverhaal van mijn overgrootmoeder Ciel schrijf loop ik soms vast of word ik afgeleid. Drie factoren zorgen ervoor dat ik blijf doorgaan, mijn sleutels tot succes. Vandaag nummer drie.

 

Als u De stille kracht van Louis Couperus uit 1974 heeft gezien zal het volgende bekend voorkomen: “Laat me naar Batavia gaan, ik heb het nodig.” Hoofdrolspeelster Pleuni Touw (Leonie van Oudijck) sprak deze zin meer dan eens uit. Zij wilde naar Batavia, waar zij kon leven naar haar maatstaven. Zij het met andere intenties, Den Haag is mijn “Batavia” en derde sleutel.

Regelmatig ben ik er te vinden. Om een voor mij onbekende reden doe ik daar veel inspiratie op voor het schrijven van mijn boek. Het is alsof er iets is wat mij telkens weer een nieuwe kijk geeft op gebeurtenissen. Ik heb het dan niet over een van de vele bezoekjes aan het Nationaal Archief, maar gewoon tijdens het lopen door de stad.

 

Ondanks de drukte zorgt Den Haag bij mij voor een rust. Het geluid van een voorbijrijdende tram, de meeuwen in de lucht, maar ook een bepaalde sfeer die ik niet kan terugvinden in andere steden. Het is voor mij een compleet plaatje. Of zou het toch ook de aanwezigheid zijn van mij twee eerdere sleutels? Son Mieux komt immers uit Den Haag en de foto’s en spulletjes hebben ongeveer twintig jaar in verschillende kamerwoningen gestaan.

 

Ciel woonde in kleine pensions aan onder meer de Eikstraat en de Groot Hertoginnelaan. Eens had ik het plan bedacht om de vijf adressen waar zij gewoond had te bezoeken. Na een bezoek aan het archief liep ik op een warme, zonnige dag vanaf Centraal Station naar het eerste adres.

Na een tocht van bijna negen kilometer, waarbij zelfs een Indo als ik aan de kook begon te raken van de felle zon, had ik alle adressen bezocht. Door het zien van de deuren die toegang boden tot haar leven, kon ik me beter in haar inleven en werd het ineens makkelijker om te schrijven over haar Haagse tijd.

 

Voor iedereen zijn de sleutels voor succes verschillend. Omringen met spullen en foto’s van Ciel, Son Mieux op de achtergrond en bezoekjes aan Den Haag helpen mij bij het schrijven, maar voor u kan het iets heel anders zijn. Het is de kracht om dat zelf uit te vinden.

Stiefzoon Anton

Tijdens het onderzoeken van het leven van mijn overgrootmoeder Ciel, komen veel familieleden voorbij, de een dichterbij haar dan de ander. Deze week werd bij mij geïnformeerd naar een van haar naaste familieleden, namelijk haar stiefzoon Anton.

 

Voor een onderzoek naar oud-geïnterneerden van het kamp Fukuoka 2B in Nagasaki, zocht men een foto en informatie over Anton.

Hij was een van de overlevenden van de Slag in de Javazee, werd per schip naar Makassar gebracht en in het Infanterie-Kampement geïnterneerd. Op 14 oktober 1942 werd hij met een Japans passagiersschip overgebracht naar Japan. Hij werd tewerkgesteld op een scheepswerf, waar veel slachtoffers vielen door het onveilige werk, tot aan de bevrijding van het kamp op 13 september 1945.

Vanwege de onveilige situatie in Indië, kon hij daar niet naar terug om te kunnen herstellen. Samen met veel van zijn medegeïnterneerden werd hij overgebracht naar Melbourne. Daar werd hij opgevangen bij een vrouw die hij zijn hele leven lang nog “mum” zou noemen.

 

Dit kwam doordat hij werd opgevoed door zijn stiefmoeder Ciel (zijn echte moeder was een inlandse vrouw), met wie hij de typische stiefmoeder-zoonrelatie had. Hij werd uiteindelijk naar een kostschool ver weg gestuurd. Hij slaagde voor de Mulo-B in Malang en werd opgeroepen voor dienstplicht op Moro-Krembangan in Soerabaja.

Als lid van de padvinderij werd hij zelfs gepromoveerd tot hopman, zo blijkt uit een artikel van het Soerabaijasch handelsblad. Dit was van korte duur, want hij werd opgeroepen voor de marine.

Anton kreeg in 1946 de kans om terug te gaan naar zijn geëvacueerde familie. Zijn vader was overleden, maar zijn stiefmoeder en jongere zus woonden nu in Soerabaja. Hij besloot om wel terug naar Java te gaan, maar koos voor Batavia. Hij bouwde een eigen leven op, huwde en kreeg twee kinderen.

 

Ciel probeerde eind jaren vijftig ervoor te zorgen dat Anton en zijn gezin naar Nederland konden reizen. Na veel getouwtrek met de Nederlandse overheid en een borgstelling door Ciel, kon hij als spijtoptant in 1961, samen met zijn gezin, naar Nederland keren. De band was echter te beschadigd om samen verder te kunnen gaan. De verwijdering tussen hen bleef in stand.

Kerst in niemandsland op zee

Zoals velen repatrieerde mijn overgrootmoeder Ciel naar Nederland. Op 18 december 1953 stapte zij aan boord van de Oranje en zei Indonesië voorgoed vaarwel.

 

Door de datum stond vast dat zij de feestdagen zou doorbrengen op het schip. Een week later voer het over de Indische Oceaan richting het Suezkanaal. Een kleine kerstboom was door de bemanning van het schip opgetuigd. Het was geen tjemara met kaarslicht zoals zij op Java gewend was. De kerstboom was van hout en zonder lichtjes, in verband met de brandveiligheid. Dit gaf een kil gevoel.

De bemanning probeerde het beste ervan te maken voor de opvarenden en creëerde met beperkte middelen een kerstsfeer. Het sobere eten aan boord was met Kerstmis net iets specialer door een plak cake en extra vlees of rijst. Voor het eerst vierde Ciel de kerstmaaltijd met onbekenden.

 

Dobberend op die grote oceaan, zag Ciel niets dan zee. Voorheen ging zij met de kerstdagen naar haar familie in Surabaja, maar nu was ze een week van haar eiland verwijderd.

Enerzijds heerste blijdschap dat zij op weg was naar haar dochter en kleinkinderen in Nederland, anderzijds verdriet door het gedwongen vertrek van Java. De keuze om te gaan was vrijwillig, maar hoe kan zoiets vrijwillig zijn, wanneer je vertrekt uit een land waar je niet langer gewenst bent en al wat je kende verdween als sneeuw voor de zon?

 

De situatie op Java was niet langer vol te houden. Ciel was, evenals het merendeel van de andere opvarenden, aan deze reis begonnen, omdat het moest. Nog maar enkele dagen eerder was iemand op het allerlaatste moment van het schip gehaald, gearresteerd en overgebracht naar de gevangenis van Medan. De reden was ´onbekend´, maar de opvarenden wisten dat de Indonesiërs hen zo extra bang wilden maken. Mogelijk waren zij de volgenden. Daarnaast was dit een extra teken dat het vertrek goed was.

 

Ciel zou niet alleen de kerstdagen doorbrengen op het schip. Ook de jaarwisseling werd daar doorgebracht. Waar zij voorheen naar familie op Singosari ging, moest zij het nu doorbrengen als een eenling zonder land in zicht. Gelukkig zou het volgende jaar verbetering brengen, ook al wist ze dit nog niet.

 

Tokeh wenst iedereen het beste voor 2025!

Uitwerking van de suikercrisis

De jaren dertig stonden in het teken van de wereldwijde economische crisis, ook wel The Great Depression genoemd. De crisis bleef Indië en zijn inwoners niet bespaard. Goed geschoold Indo-Europees kantoorpersoneel, stond nu schoenen te poetsen langs de weg. De tijden waren erg veranderd.

 

Aan het begin van de jaren dertig woonde Ciel bij een suikeronderneming. Haar hele leven had zij de ondernemingen van de Nederlandsche Handel-Maatschappij haar thuis genoemd. Haar echtgenoot was als machinist tweede klasse in dienst van deze maatschappij.

Het duurde enkele jaren voordat de suikerindustrie op Java zwaar werd geraakt. Employees werden ontslagen of op wachtgeld geplaatst. Ondanks de vele ontslagen, wist hij zijn betrekking telkens weer te behouden.

In 1932 werkte hij op Poerwodadi bij Magetan. Opnieuw volgde aan het eind van de suikercampagne (het oogstseizoen) een bericht over gedwongen ontslagen. In tegenstelling tot zijn collega’s, werd hij overgeplaatst. Vol goede moed draaide hij het volgende jaar mee op Soekoredjo bij Bangil.

 

Het einde van het volgende jaar werd bekend dat opnieuw suikerondernemingen zouden sluiten, met als gevolg veel ontslagen. Hieronder bevond zich ook Soekoredjo. Hij had zoveel ontslagrondes doorstaan, dus zou hij nu ook worden overgeplaatst. Niets was minder waar. Op 6 oktober 1933 maakte het Algemeens handelsblad voor Nederlandsch-Indië een eind aan deze gedachte. Er zouden ontslagen vallen, employees raakten hun huis en vrije geneeskundige behandeling kwijt. Toch was het een andere zin die de employees verontrustten: “voor velen zal een verblijf in de kampong de eenige oplossing worden”. Niet bepaald een fijne conclusie van het bericht.

 

Soekoredjo liep leeg en Ciel bleef als een van de laatste met haar gezin over. Vanuit Malang kwam een bericht over de nieuwgebouwde wijk “Tuindorp” waar eventueel oud-medewerkers van de suiker onderdak konden vinden. Tegen een kleine vergoeding mochten zij daar een tijd wonen. Een grote meevaller voor Ciel.

Op het laatste moment kwam het geluk alsnog haar kant op. Haar echtgenoot werd ontslagen, maar kreeg zijn pensioen toegekend. Het gezin belandde niet in de kampong of een opvangwijk. Een huis in Lawang, ook wel “het Gooi van Java” genoemd, werd gekocht. Hiermee werd juist het andere uiterste bereikt. Binnen enkele jaren werd deze woning ingeruild voor een ruim huis op Blimbing bij Malang.

De mening van Ciel

Het onderzoeken van het leven van mijn overgrootmoeder Ciel doe ik al ruim tien jaar. Het geeft een goed gevoel wanneer ik nieuwe aanknopingspunten vind. Een vraag houdt mij bezig, een vraag waar ik vermoedelijk geen antwoord op ga krijgen: “Wat zou Ciel ervan vinden, als zij hoorde dat ik haar leven onderzoek en beschrijf?”

 

Slechts een select groepje Indische Nederlanders wil hun herinneringen uit de voormalige kolonie delen. Toevallig hoorde ik enkele dagen geleden nog de reden daarvan. De uitspraak: “Wij zijn nu in Nederland en moeten zo leven. Wij moeten niet meer terugdenken aan wat geweest is in Indië.” Voor velen is het te pijnlijk om te spreken over een land wat ze gedwongen moesten verlaten.

Via een naaste van Ciel hoorde ik dat ik moest stoppen met “oude koeien uit de sloot halen” en dat ik de doden eens moest laten rusten. Het bracht mij sterk aan het twijfelen of ik hiermee wel door moest gaan. Maar zijn het wel oude koeien? Is het niet een bijzonder verhaal van een – voor mij – speciaal persoon, wat nooit verloren mag gaan? Dat laatste woog toch het zwaarst.

 

Soms denk ik ook dat het voorbestemd was. Dat dit ooit op mijn pad moest komen. Na haar overlijden zijn verschillende kleine snuisterijen, die eens in haar appartement stonden, gegeven aan mijn vader. Alsof Ciel via haar dochter deze spullen in mijn richting wilde sturen.

Op mijn vierde kreeg ik voor het eerst iets te zien uit haar erfenis. Een houtsnijwerk van een Balinese vrouw werd mij geschonken, mede omdat ik “het Indische kleinkind” was, al besefte ik destijds niet wat dat betekende en waarom dat zo van belang was.

 

Nu, ruim 24 jaar later, begrijp ik het wel. Soms, wanneer ik naar oude foto’s van Ciel kijk, dan zie ik mijzelf terug in haar ogen. Via mij zou een deel van de Indische geschiedenis bewaard blijven voor de toekomst.

 

Eens heb ik de bewuste vraag aan mijn vader gesteld. Zijn antwoord zei mij dat het goed was: “Ik denk wel dat zij dat mooi had gevonden. Dat zij zich wel vereerd zou voelen.” En weet u, diep van binnen denk ik het ook. Ik denk dat zij zich vereerd voelt, trots dat haar verhaal verteld gaat worden en haar leven tot in de eeuwigheid bewaard zal blijven.

Bekender dan haar eigen dochter

Het onderzoek naar mijn overgrootmoeder Ciel heeft veel tijd gekost, maar dat was het zeker waard. Omdat ik haar zo goed heb leren kennen, noem ik haar mijn ‘derde oma’, waarbij ‘oma’ mij het juiste gevoel geeft en haar in een rijtje met mijn twee echte oma’s plaatst. Ik ken haar zelfs beter dan mijn Indische oma.

 

Oma stond bekend als de vrouw op de foto aan de muur. Over haar Nederlandse leven wist ik weinig en over haar Indische nog minder. Als enige van haar kleinkinderen heb ik haar niet gekend, zij mij wel. De eerste kennismaking – tussen haar chemo’s door – kwam zij de trap afgerend om me te kunnen zien.

Oma hield van haar kat Suzie en was een goede kok. Indisch eten was haar specialiteit, maar daar had zij zelden tijd en ruimte voor. Een door haar geschreven recept voor sajoerboontjes kreeg ik onlangs in mijn bezit. Hoe bijzonder!

 

Tijdens mijn onderzoek vroeg ik ieder interview naar oma. Niemand scheen te weten dat Ciel een dochter had. Familieleden kenden haar echter wel, daar zij een hele rij tantes regelmatig bezocht. Bij het huwelijk van tante Oet was Jops als enige van haar generatie erbij.

De informatie over haar Indische tijd komt vooral uit dagbladen. Haar opleidingen en woonplaatsen zijn te volgen, maar daar blijft het ook bij. Zo heeft zij de mulo in Malang gevolgd en een diploma stenografie behaald in Soerabaja. Daar heeft zij enkele maanden op een kantoor gewerkt, terwijl zij bij haar tante Guuste aan de Ardjoenoboulevard woonde.

Foto’s uit de jaren na het kamp tonen een lieve, rustige, maar ook spontante en vrolijke meid. Ze was een kopie van haar vader, ook een lieve en vooral rustige man. Na de oorlog huwde zij een Hollandse soldaat en kreeg vijf kinderen.

 

De beginjaren in Nederland was zij nog steeds de vrolijke vrouw van weleer. Helaas zorgde een externe factor voor een grote verandering van karakter. Familieleden bleven onbezocht, feesten ongevierd. De soberheid bleef over.

En al ken ik haar niet, toch staan drie foto’s van haar op mijn dressoir. Haar huwelijksportret rijst boven de andere foto’s van Indische familieleden uit. In haar ogen nog steeds de vrolijke, speelse fonkeling. Het beeld wat haar het beste schetst.

Nieuwe informatie

Voorafgaand aan het schrijven over mijn overgrootmoeder Ciel, heb ik veel onderzocht; dagbladen gelezen, dossiers doorgespit en interviews afgenomen. Alles om haar leven beter te leren begrijpen.

 

Gedurende het schrijfproces vond ik nieuwe details. Het merendeel daarvan was in het beginstadium, waardoor dit tijdens het herschrijven makkelijk kon worden aangepast of bijgevoegd. Maar, wat als een detail naar voren komt tegen het einde van het schrijfproces?

Dinsdagavond maakte ik het mee. Ik vond Ciels woonadres in Malang uit de Japanse tijd terug, met daarbij een voor mij onbekende naam. Het adres stond geschreven op een Japanse interneringskaart. De persoon waartoe deze behoorde, was een Amsterdamse luitenant der marine. Als eerste contactpersoon stond niet of het zijn moeder of echtgenote was, maar slechts mevrouw. Wie was zij?

Had dit eerder gevonden kunnen worden? Misschien wel, maar het is een grote klus om al deze ruim 50.000 interneringskaarten te bekijken. Zij staan online, maar het komt vaak voor dat een reeks kaarten vastloopt of de website tijdelijk onbereikbaar is.

 

Maar dan, wanneer het schrijfproces al zover is gevorderd, moet het dan nog worden aangepast? Ik ben van mening dat ieder detail een verhaal extra kleur geeft. Natuurlijk vraag ik mijzelf af of het belangrijk is voor het verhaal. Is het detail zo klein dat het niets bijdraagt, dan kan het worden weggelaten. Toch is de tweede vraag het belangrijkst: Is het voor mij belangrijk, dat het vermeld wordt? Veelal is het antwoord daarop “ja” en pas ik het aan.

Nu ik deze beslissing heb genomen, is het voor mij de kunst om te achterhalen wie deze personen zijn geweest. Internet biedt geen uitsluitsel, stadsarchief Amsterdam vermeldt de geïnterneerde niet en een paspoortaanvraag is nooit ingediend. Een laatste mogelijkheid is nog de persoonskaart van hem opvragen, in de hoop dat daar meer informatie op staat.

 

Hopelijk vind ik mooie aanknopingspunten terug, die het verhaal van Ciel wat kunnen aanvullen. Waar ik echter voor vrees, en toch op hoop, is het vinden van nog meer bewoners op hetzelfde adres. Ik ben immers pas op de helft van alle kaarten, met andere woorden, nog ongeveer 24.000 te gaan.

Periode van afwezigheid

Kent u dat? U onderzoekt het leven van één van uw voorouders en komt op een punt dat zij moeilijk te traceren zijn. Vragen als “wat deden zij?” of “waar waren zij?” komen dan voorbij. Tijdens mijn onderzoek naar het leven van Ciel had ik dit ook, in de periode 1934-1942.

 

Eind 1934 woonde zij nog op suikeronderneming Soekoredjo bij Bangil, maar doordat deze ging sluiten, moest zij noodgedwongen ergens anders gaan wonen. In Kleian’s adresboeken stond zij geregistreerd als woonachtige van Lawang. Doordat hierna enkele jaren geen druk is verschenen, is het onduidelijk wanneer zij naar Blimbing bij Malang is verhuisd.

De volgende oplage, vier jaar later, vermeldt haar als inwoner van Blimbing-west. Ik ken het gebied, maar waar haar huis stond, is onbekend. Pas op 4 maart 1942 duikt haar adres weer op. Op dat moment woont zij samen, met onder meer enkele familieleden, in een villa in de Bergenbuurt van Malang.

 

De informatie voor deze periode haalde ik uit de dagbladen. Dit waren voornamelijk de onderwijsresultaten en betrekkingen van de kinderen, aangevuld door verhalen van familieleden, waarvan het vrij zeker is dat Ciel daarbij aanwezig was. Dit schetste echter een klein deel van haar leven.

Om dit aan te vullen, was het belangrijk om te kijken wat er nog meer was. Zo kan de omgeving bepalend zijn voor hoe iets werd beleefd. Een feest in Soerabaja voelde anders aan dan één in Malang. In de eerste stad is het warmer, waardoor mensen sneller een loom gevoel hadden. Daarnaast schetst het een heel andere woonomgeving. Hierbij kan gedacht worden aan flora en fauna, maar ook de bergen rondom een stad.

Foto’s van vroeger, veel terug te vinden in de onlinecollectie van Universiteit Leiden, maken een beeld compleet. Mede hierdoor heb ik straatbeelden die nu niet meer bestaan kunnen zien. Ik zag de huizen met hun voorerven, winkeletalages en zelfs gemotoriseerd verkeer en inwoners van de stad. Foto’s vertellen meer dan duizend woorden, vooral in een stad uit een andere tijd, in een niet meer bestaand land.

 

Zo heb ik hoofdstuk vijf vormgegeven, door middel van deze kleine puzzelstukjes. En soms, wanneer er echt niets meer is, dan is het hoofdstuk iets korter.

Vertel mij over Ciel

Het uitpluizen van het leven van mijn overgrootmoeder Ciel heeft jaren geduurd. In 2010 stelde ik al de eerste vragen over haar leven. Meer dan een naam was zij toen nog niet.

 

Om meer over haar te weten te komen, moest ik mensen vinden die over haar kunnen vertellen. Naaste familie stond niet altijd open voor vragen, dus breidde ik het onderzoek verder uit. Maar waar te beginnen, wanneer slechts één naam bekend is? Ik maakte een complete stamboom, zowel van haar eigen familie als van haar schoonfamilie. Door deze aan te vullen met woonplaatsen, ontstond een beeld van wie bij haar “in de buurt” woonde. Dat werd mijn eerste aanknopingspunt.

De personen uit haar omgeving behoorden tot Ciels generatie. Hen spreken was uitgesloten. De volgende generatie proberen dan maar, dacht ik. In beeld kwamen twee kinderen van haar broer en twee van een schoonzus, een achterneefje en -nichtje. Zij behoorden tot dezelfde generatie als mijn grootmoeder en haar broer, maar waren een stuk jonger. Het gaf hoop.

 

Ik besloot om de namen verder te gaan onderzoeken. Overlijdens zorgden ervoor dat een zoon van haar broer en dochter van haar schoonzus afvielen. Een achternichtje was door geheugenproblemen ook niet meer te spreken. Bleven nog drie personen over. Het was echter lastig om hen te vinden. Zij waren gerepatrieerd, maar het was onduidelijk waar zij woonden. Geen maand ging voorbij of ik zocht naar hen.

Na jaren vond ik aanknopingspunten, maar ik was te laat. Eén van hen was zelfs nog maar enkele maanden eerder overleden. Had ik eerder geweten van het bestaan van Ria Wessels, haar broer Loulou Schaad of Willy Klerks, dan had ik hen misschien nog kunnen spreken.

 

Bleef nog één naam over: Rob Herreburgh, de zoon van tante Oet, zij die zo belangrijk was geweest in het leven van Ciel. Ik bleef hoop houden, want als iemand iets kon vertellen, dan was hij dat. Helaas heb ik Rob Herrebrugh nooit kunnen vinden. Familieleden vertelden dat hij samen met zijn vrouw in Spanje woonde, anderen dachten dat hij was overleden.

 

Denkt u aan het ondervragen van uw familieleden, dan kan ik alleen maar zeggen: begin zo snel mogelijk hiermee. Voordat u het weet, kan het te laat zijn.

Bijzonder moment in het onderzoek

Het onderzoeken van het leven van mijn overgrootmoeder Ciel was een bijzondere ervaring. Meer dan eens stuitte ik onverwachts op opmerkelijke informatie. Hierdoor bleef ik doorgaan.

 

Wat mij tot op heden het meest is bijgebleven, was het vinden van (voor mij) onbekende foto’s van Ciel. Ik vond deze terwijl ik onderzoek deed naar het bataljon waar haar schoonzoon toebehoorde. In het verlovingsbericht, geplaatst in de Nieuwe courant, las ik dat zijn bataljon “1-II-10 R.I.” was. In zijn dossier, bijgehouden door het ministerie van defensie, zag ik dat “II” stond voor het tweede bataljon en “10” voor zijn regiment. Waar het cijfer “1” voor stond, geen idee. Later hoorde ik dat het betekende dat hij bij de eerste compagnie hoorde.

Wanneer ik iets opzoek, dan is Google mijn poort naar de informatie. Via daar kan ik doorgaans meer informatie vinden over specifieke items. Zo ook hier; ik zocht het op en vond een link naar een website, waar een fotoalbum van de gesneuvelde soldaat Kees Vink was geplaatst.

 

Het fotoalbum heb ik die eerste dag wel drie keer bekeken, want ik vond foto’s van mijn grootouders en overgrootmoeder. Foto’s waarvan ik het bestaan niet kende. Gelukkig als ik was met mijn vondst, stuurde ik er enkele door naar mijn moeder en via een omslachtige weg kon ik deze zo bewerken dat ik ze kon bestellen bij de lokale Hema.

Plotseling kreeg ik namen bij de personen, waarmee mijn familieleden eens poseerden ergens in Soerabaja en tussen dorpjes en kampongs in niemandsland. Het waren momenten van gezelligheid en vreugde, maar ook van verdriet. De foto’s van de uitvaart van Kees, met aan zijn graf mijn zichtbaar aangedane grootmoeder, bleven mij het meest bij.

 

Regelmatig kijk ik naar het album. Ik heb het in een apart boek nagemaakt en aangevuld met de foto’s die ik had van mijn grootvader. Ik denk dan graag dat Ciel en Kees elkaar op het juiste moment hebben gevonden. Hij bood haar afleiding in een moeilijke periode, kort nadat zij uit het kamp werd geëvacueerd en zij hem een veilig thuis, waar hij zijn verhaal kwijt kon. Jammer dat het zo abrupt is geëindigd. In mijn beleving is mijn overgrootmoeder dan ook “de soldatenmoeder” waar ik trots op ben.

Herschrijven van het verhaal

Zoetjesaan komt het einde van het schijfproces in zicht. Met ieder woord wat ik opschreef, leerde ik mijn overgrootmoeder Ciel beter kennen. Van een onbekende vrouw is zij voor mij veranderd in “oma van der Sluys”. Een vrouw die voor mij gelijkstaat aan mijn eigen grootmoeders.

 

Meermaals heb ik toegewerkt naar het einde van het boek. Mijn boek is niet in een keer geschreven, maar per hoofdstuk. Op 15 maart vorig jaar was de eerste schrijfronde voorbij. Ik was tevreden met hetgeen ik had geschreven en dacht dat het niet beter kon worden.

Doordat ik gedurende het schrijven steeds bleef onderzoeken en bijleren, kreeg ik meer informatie tot mijn beschikking, zowel over Ciel als over Indië. Na hoofdstuk tien begon ik met het herschrijven van hoofdstuk een. Daarna volgde opnieuw de hele reeks. Dit proces heeft zich later nog een keer herhaald en wat bleek, iedere keer kon ik weer wat toevoegen. Soms ging het om kleine details, maar vaker waren het nieuwe verhalen die boven kwamen of aanvullingen vanuit bekenden van Ciel. Zo zie je maar weer, een boek is nooit af. Soms was een hoofdstuk pas afgerond en kwam dan een detail naar boven, waardoor alles opnieuw kon worden geschreven.

 

Doordat ik weinig informatie had, ben ik continue op zoek gegaan naar aanknopingspunten. Het leek soms net een politieonderzoek. De punten die ik had, heb ik verder bekeken. In de eerste plaats voor mijn eigen begrip. Ik moet immers wel weten waar ik het over heb, voordat ik het ga beschrijven.

De uitgebreide ingewonnen informatie heb ik op latere momenten hergebruikt. Zo zijn in achttien verhalen van Tokeh deze bronnen toegepast. Op een later moment ben ik van plan om ook de andere informatie te gaan delen. Een deel zal worden gebruikt voor de korte verhalen, de rest komt als losse bronnen op mijn eigen website, maar daarover later meer.

 

Kent u mijn website al? Voor wie nieuwsgierig is: www.indischetokeh.com.

 

Ps: vanaf volgende week ga ik de eerste tipjes van de sluier over mijn boek oplichten.

Voorzijde van het boek

Nu het schrijfproces bijna is afgerond, kan ik gaan nadenken over het uiterlijk van het boek. De eerste beslissing was de keuze voor de foto op de cover.

 

Ik had er vijf tot mijn beschikking om uit te kiezen. De uiteindelijke omslagfoto staat voor mij symbool voor de mysteries rondom het leven van mijn overgrootmoeder Ciel dat zich grotendeels afspeelde in het oude Indië.

Zeven jaar geleden zag ik de foto voor het eerst. Mijn tante had deze sinds het overlijden van mijn grootouders bewaard. Ik was meteen onder de indruk en kon precies vertellen waarom deze was gemaakt. Ik herkende de achtergrond uit duizenden. De opname was gemaakt voor een pendafteran (Japans identiteitsbewijs) wat onder andere de Indo-Europeanen buiten de kampen dienden te hebben. Samen met de portretten van mijn overgrootvader en grootmoeder liet ik deze uitvergroten en inlijsten. Sindsdien hebben zij een plaats in mijn huis gekregen.

 

De drie portretten werden gemaakt bij Tjen Kwang in Soerabaja. Opnieuw een mysterie in het leven van Ciel. Deze werden gemaakt in een tijd waarin het verboden was om te reizen tussen steden en dat terwijl zij in Malang woonde. Mijn eerste vraag was: “Wat deden zij op dat moment in Soerabaja?” Zonder goede reden kreeg je geen reisbewijs van Dai Nippon (de Japanse overheersers).

 

Eens toonde ik het beeld en vertelde daarbij het verhaal erachter. De eerste reactie was: “Ach kassian, de onmacht is te zien in haar ogen.” Toen zag ik dat ook. De drie foto’s zijn anders, waarbij die van Ciel nog het meest afwijkt. Zij keek van de camera weg. Was dit het gevolg van verdriet, stress of wilde zij niet in de ogen van Nippon kijken?

Wat mij nog meer opvalt is dat zij zich netjes bleef kleden en opmaken, voor zover dat in deze tijd nog ging. Onder normale omstandigheden was er geen kreukeltje te bespeuren in haar kleding, maar dat was iets waar zij mee kon leven. Toch bleef zij haar Europese afkomst trouw. Dit was vooral terug te zien in het uiterlijk vertoon.

 

Deze foto is voor mij meer dan een opname. Het is een teken van hoop en nooit opgeven. Eens hoorde ik dat ik het “Ciel-dna” bezat en ergens maakte het mij trots. Het is iets waar ik alleen maar van kan dromen.

Omgaan met negatieve verhalen

Het onderzoeken van het leven van mijn overgrootmoeder Ciel was niet alleen een mooi, maar zeker ook leerzaam proces. Ik ken haar steeds weer een beetje beter kennen en begrijpen. De keuzes die zij maakte, werden steeds logischer en zelfs de negatieve verhalen kon ik beter plaatsen.

 

Voorafgaand aan het grote onderzoek, was ik erg bevooroordeeld. Ik had van familieleden enkele verhalen gehoord, maar dat waren veelal wat negatievere verhalen. Nu blijven deze in de regel langer hangen, dan de positieven. Het maakte mij nieuwsgierig naar deze vrouw. Vermoedelijk is dat ook een van de redenen dat ik besloot om haar leven verder te onderzoeken.

Met deze kennis ging ik op onderzoek. Ik kwam in contact met neven en nichten en sprak met hen over hetgeen ik wist. Zij herkenden zich niet in mijn verhalen en kenden haar enkel als een rustige, vriendelijke en spraakzame vrouw. Eentje die niemand tot last was en soms niet eens opviel, wanneer zij zich in een grotere groep bevond.

 

Maar wat klopte hier nu van? Ik vroeg het mijzelf meermaals af en begon mij wat meer te verdiepen in haar vroegere leven. Zonder moeder opgroeien in een streng gezin, het leven in de koloniale maatschappij, waar een Indo-Europeaan een stapje extra moest zetten om hetzelfde te bereiken als de Hollanders. Dan nog die vervelende oorlogsperiode met opvolgende bersiap, internering en uiteindelijk repatriëring. Ikzelf had het niet meegemaakt, maar tijdens het beschrijven hiervan liet het mij niet koud. Steeds vaker voelde ik met haar mee, al kon ik mij niet voorstellen hoe zwaar deze periode echt moest zijn geweest.

 

Zo waren er nog tal van gebeurtenissen meer, die haar leven vormgaven en haar acties verklaarden. Aan het begin van het schrijfproces was het lastig om hiermee om te gaan. Ik kon de negatieve verhalen maar moeilijk opzijzetten, of minstens in perspectief zien, maar nu kan ik zelfs sympathie ervoor opbrengen. Zij had het beste voor met haar geliefden. Het uitte zich echter niet altijd op de (voor die tijd) juiste manier. Ciels beweegredenen kwamen voort uit een tijd niet meer bestond.

 

Volgende week nieuwe details rondom het definitieve boek. Hopelijk leest u weer met mij mee.

De inhoudsopgave

Het boek over mijn overgrootmoeder Ciel begint stapsgewijs meer vorm te krijgen. Na de voorkant, is nu ook de inhoudsopgave klaar. Iets wat ik anderhalf jaar geleden niet voor mogelijk had gehouden.

 

Wat mij het eerst opvalt aan de lijst, is de lengte van sommige hoofdstukken. Daar waar ik het minst van afwist, lijkt het meest geschreven. Niet alleen in de lengte van het hoofdstuk, maar vooral ook het aantal paragrafen.

Iedere hoofdstuk staat voor een periode uit Ciels leven. Ze zijn niet ingedeeld in tijdsblokken van tien jaar, maar precies afgesteld op haar levensfases. De uiteindelijke indeling was pas tijdens de laatste schrijfronde definitief. Het schrijven voelde hierdoor aan als een meedeinend schip op de golven. Het lijkt in dat opzicht veel op het leven van Ciel.

 

Mijn voorkeur was het, om bij wijze van spreken van iedere gebeurtenis, groot of klein, een aparte paragraaf te maken. Helaas was dat niet haalbaar. Al haar verhalen zijn het immers waard om verteld te worden, zolang het met respect gebeurt.

Het eerste waar ik aan denk is de oorlogsperiode en opvolgende repatriëring. In mijn ogen de twee meest tekenende gebeurtenissen uit haar leven. Tijdens het schrijven, merkte ik dat dat slechts een fractie was van hetgeen wat haar leven vormgaf. De periode voor de oorlog was net zo tekenend.

Veel van de gebeurtenissen in haar leven konden worden terug herleid naar de tijdsomstandigheden. Toch lijkt het alsof het op bepaalde momenten zwaarder, strenger of moeilijker was. Veelal hing dit af van externe factoren. Dit begon al bij haar geboorte en leek pas te eindigen op het moment dat zij stierf. Het was typerend voor Ciel, maar telkens kwam zij weer sterker uit de strijd.

 

De inhoudsopgave is af. Een lijst met titels neemt mij in grote lijnen mee door haar leven, van het opgroeien tot het leven op ondernemingen, de oorlog en uiteindelijk de tijd in Nederland. Het is nu tijd voor de afronding van het boek. Foto’s kunnen worden uitgezocht, een voor-, na- en dankwoord kunnen worden toegevoegd.

Indische opvoeding

Het onderzoeken van het leven van mijn overgrootmoeder Ciel was op diverse vlakken een openbaring. Ik leerde haar, mijn familie en mijzelf beter kennen, maar het had ook wat weg van een cursus zelfreflectie. En als ik eraan terugdenk, dan past dat wel bij haar leven.

 

Ciel was namelijk erg gericht op het aanleren van de juiste Indische manieren. Al is dat misschien een woord wat niet de gehele betekenis ervan samenvat. Etiquette, leefregels, normen en waarden, alles past op die plaats.

Heeft u een Indische familie dan kent u dit waarschijnlijk ook; een oudere vrouw in de familie die de jongere generaties probeert te corrigeren, te hervormen door middel van het aanleren van een juiste manier van spreken, kleden, lopen en ga zo maar door.

 

Bij haar kleinkinderen – en zelfs bij haar eigen volwassen kinderen – probeerde zij met enkele woorden en een scherpe blik, haar gewenste gedrag terug te komen. Een van haar kleinkinderen is mijn vader, ik noem hem ook wel haar “anak emas” (favoriet kind), al is hij te bescheiden om dat zelf te erkennen. Voor haar, werd hij haar kleinzoon in de vorm van een kneedbaar klei. Hij vertelde mij hoe zij hem aansprak en wat hij van haar had geleerd. Het waren de meest simpele gedragsregels: altijd tegen volwassenen met twee woorden spreken en aan tafel blijven zitten tot alle eters klaar zijn. Mijn vader nam dit van haar over en oma Ciels invloed werkte.

 

Haar toesprekende en corrigerende manieren, werden niet door iedereen in dank afgenomen. Toch, wanneer men de reden erachter ziet, dan kan het gezien worden als iets moois. Het was namelijk meer dan alleen maar het corrigeren, het was het doorgeven van haar Indisch erfgoed. Dit had zij geleerd, en heel haar leven uitgedragen. Als moeder had zij het aan haar kinderen overgebracht en nu wilde zij het verder doorgeven. Niet haar geschiedenis met een groot leed en verdriet, maar juist dat wat zij dacht dat nodig was om te kunnen meedraaien in de maatschappij. Zij wilde een liefdevolle oma zijn die haar kleinkinderen behoedde voor het ergste.

 

Geïnteresseerd naar “de Indische opvoedmethoden” van oma Ciel, lees dan binnenkort mijn eerste boek. Volgende week meer over de release hiervan.

Indisch zwijgen in de familie

Toen ik anderhalf jaar geleden mijzelf aanmeldde bij de Indische Schrijfschool, dacht ik te weinig te hebben om over te schrijven. Nu zie ik dat daar niets van klopt. Het verhaal is geschreven!

 

Soms open ik het bestand van de inhoudsopgave en zie ik een lijst aan hoofdstuk- en paragraaftitels van twee pagina’s lang. Het is groter dan ik ooit had durven dromen en maakt mij vrolijk.

Mijn doel is bereikt, het leven van mijn overgrootmoeder Ciel is beschreven. Ongetwijfeld waren er nog veel meer verhalen om te beschrijven, maar deze zijn door de jaren heen in de vergetelheid geraakt, voorgoed verdwenen op het moment dat Ciel overleed of nooit overgedragen om bewaard te blijven. Zoiets als Indisch zwijgen, zeg maar.

 

Op andere momenten blader ik door haar fotoalbum. Het is gevuld met kiekjes van onbekenden op nog onbekendere plaatsen in een vroeger land dat niet meer bestaat. Menig uur heb ik nagedacht over wie deze personen zouden kunnen zijn. Ik zocht naar herkenningspunten. Dacht ik daar niet een gelijkenis met Ciel te zien? Nee, toch niet. Dan maar kijken naar de locatie. Is dit op een onderneming of op een vakantieoord ergens in de bergen. Wie zijn het toch?

Tijdens het onderzoeken van de familie kregen steeds meer gezichten een naam. Het waren haar broers en zus, haar neven en nichten en kennissen. Al blijft het lastig om die laatste te kunnen onderzoeken. De foto hierbij geplaatst is die met het grootste vraagteken. Op de achterzijde staat slechts: “oma, mijn man en de twee meisjes”. Wie zijn dit toch? Is dit haar moeder of zijn moeder? Het is in ieder geval wel in Nederland, dat is duidelijk. Als ik misschien de locatie zou weten, dan zou ik verder kunnen met het uitzoeken ervan. Maar ja, waar te beginnen…

 

Niet alles is mogelijk om te beschrijven of onderzoeken. Soms blijf je vraagtekens houden, zo ook met mijn boek. Dat hoort bij een familieonderzoek, vooral wanneer het gepaard gaat met het Indisch zwijgen.

 

15 april 2025 presenteer ik om 14:00 uur mijn boek in restaurant De Evenaar, Wereldhuis, Achterberghstraat 18 in Boxtel. U bent van harte uitgenodigd om daarbij aanwezig te zijn. Vanaf dan is het boek ook te koop, maar daarover later meer.

Bedankt lezers

Nog iets meer dan een week en het is zover. Mijn eerste boek komt uit. Op 15 april 2025 organiseer ik een boekpresentatie. Wie daarbij aanwezig wil zijn is welkom. Hoe meer zielen, hoe meer vreugd.

 

Het verhaal van mijn overgrootmoeder Ciel had nooit op papier kunnen verschijnen zonder de hulp van een paar zeer fijne, behulpzame en lieve mensen.

 

Allereerst het ondervragend deel, mijn vader, tante en een bonusoom en -tante uit Duitsland. De hoeveelheid vragen die ik op hen als een kanon heb afgevuurd, heb ik nog nooit aan iemand kunnen stellen. Soms voelde ik mij bezwaard om te vragen, maar zover zij mij konden helpen, kreeg ik toch mooie antwoorden.

Daarnaast het “wedervragend” deel. De Indische Schrijfschool heeft mij zoveel gebracht. Iedere keer weer, wanneer ik tegen een vraag aanliep, had ik het gevoel dat ik niet wist waar ik over schreef. Toch kreeg ik tijdens de telefoongesprekken antwoorden op mijn vragen, die ik zelf alsnog leek te weten. Soms was een vraag als: “waarom denk je dat?” al meer dan genoeg.

Een derde deel was het meeleesclubje en redigententeam in een. Mijn partner, moeder en schoonvader hebben mij meermaals voorzien van de juiste respons. Het waren eenvoudige, positieve reacties, maar soms ontstonden ook discussies over wat ik had geschreven. Het zette mij aan het denken, gaf mij een andere, frisse blik op het verhaal of toonde mij dat ik sommige bevindingen nog beter kon onderbouwen.

 

Maar wie ik eigenlijk nog het meest wil bedanken is Ciel. Bedankt dat ik vooral het afgelopen anderhalf jaar iedere dag deel uit mocht maken van uw leven. Voor mij bent u meer dan mijn overgrootmoeder, u bent mijn oma van der Sluys, de vrouw aan wie ik onbewust veel heb te danken. Met de dag groeide mijn sympathie voor u en ik ben trots dat ik u mijn familie mag noemen.

 

Let mij alleen nog de meelezers van Indische Tokeh te bedanken. Ik vond het fijn dat jullie mij al bijna een jaar lang volgen in mijn schrijfproces. Vanaf de eerste dag dat ik begonnen ben met Indische Tokeh krijg ik positieve reacties op mijn geschreven stukjes. Moedig ga ik hiermee voorwaard en ik hoop dat u ook de komende tijd nog blijft meelezen en mij volgt met mijn schrijfproces, maar daarover later meer.

Blijf delen, blijf vertellen

Deze week was er een nieuwe mijlpaal in het schrijfproces van mijn boek. Ik kreeg het definitieve boek in handen. De hele dag wachtte ik in spanning voor de komst van de postbode. En toen, iets voor tweeën, was hij daar.

 

Nadat ik het pakket met daarin het boek in ontvangst had genomen, wist ik niet hoe snel ik het moest openen. Ik keek naar de voorkant van het boek met daarop de foto van mijn overgrootmoeder Ciel, de boektitel en zelfs mijn eigen naam als auteur. Met een trotse glimlach van oor tot oor dacht ik: hiervoor heb ik het gedaan.

Het begon ooit met losse flarden, vragen waar ik geen antwoord op kreeg, herinneringen die net buiten beeld bleven. En nu hield ik het eindresultaat in mijn handen, een boek over Ciel. Maar ook over zoveel meer.

Want dit boek bestaat, omdat er ooit iets is doorgegeven. Niet groots en meeslepend – vaak juist voorzichtig, tussen de regels door. Telkens genoeg om iets te laten landen. Om er een stukje over te kunnen schrijven. En daar ben ik dankbaar voor.

 

De laatste tijd denk ik vaak aan hoe belangrijk het is om die verhalen uit Indië te blijven vertellen. Want nu kan het nog. Nu zijn er nog mensen die het echt hebben meegemaakt. Die we kunnen vragen. Die ons kunnen vertellen wat er was, hoe het was, wat er verloren gingen, maar ook wat er bleef.

 

De volgende generatie, misschien ook wel de mijne, heeft dat geluk straks niet meer. Dan zijn wij degenen die het moeten doorgeven. En dat is precies wat ik met dit boek hoop te doen. Niet alleen om alles vast te leggen, maar ook om iets open te breken. Zodat er ruimte blijft om te luisteren, te vragen en te blijven vertellen.

 

Indië blijft levend, zolang wij erover blijven spreken. Ik blijf daarmee doorgaan, u hopelijk ook.

 

Dinsdag 15 april aanstaande om 14:00 uur houd ik mijn boekpresentatie in restaurant De Evenaar, Wereldhuis, Achterberghstraat 18 te Boxtel. Iedereen is daarbij uitgenodigd. Zie ik u dan?

Eerste boekpresentatie

Dinsdag was het moment daar. Mijn boek “Ciel van der Sluys 1903-1985” ging in de verkoop en hield ik mijn eerste boekpresentatie.

 

Om 14:00 uur ging de zaal open voor het publiek. Binnen een half uur was de zaal goed gevuld. Speciaal voor deze gelegenheid waren mijn familieleden overgekomen uit zowel binnen- als buitenland. Zij mochten vooraan zitten.

 

Na de opening door mijn teamcoach begon ik met de presentatie. Het hoofdonderwerp was “bewaren en doorgeven van de geschiedenis”. Ik beschreef drie voorbeelden uit het boek, waarbij het bewaren en doorgeven van belang was. Deze waren vooral gericht op het moederschap, wat uit verschillende vormen kan bestaan. Tien foto’s op het diascherm ondersteunden de verhalen.

 

Naast mij had ik op een tafeltje het thuisgevoel van Ciel geprobeerd te creëren met foto’s die bij haar op haar kamers hadden gestaan en tussenin wat Indische snuisterijen, evenwel eens van haar geweest. Een houtsnijwerk in het bijzonder maakte onderdeel uit van mijn boekpresentatie. Het stond symbool voor mijn eerste kennismaking met Ciel.

Verder had ik ruimte gemaakt voor het bedanken van mijn hulpteam. Zij die mij antwoorden gaven op mijn vragen, met mij meelazen en uiteindelijk het geheel redigeerden. Bescheiden als zij zijn, deden zij alsof het niets was. Echter, dit boek was nooit tot stand gekomen zonder ze.

 

Aan het eind van de presentatie reikte in het eerste exemplaar uit aan mijn vader. Met mooie woorden bedankte hij mij voor het geschenk en hield een kort woordje. Een tweede exemplaar reikte ik uit aan mijn teamcoach, als dank dat ik mijn boekpresentatie in het restaurant De Evenaar mocht houden.

 

Na afloop was er een beperkt aantal boeken te koop. Een rij vormde zich voor de verkooptafel, waarna een nog langere rij werd gevormd voor het signeren. Rond 16:00 uur was de middag voorbij en kon ik terugkijken op een geslaagde eerste boekpresentatie.

 

Bent u geïnteresseerd in het eindresultaat? Het boek kan nu besteld worden via mijn website: www.indischetokeh.com/toko-buku.

 

Heeft u mijn boek gelezen, dan zou ik het leuk vinden als u daar een review over schrijft via de volgende link:

https://www.hebban.nl/boek/ciel-van-der-sluys-1903-1985-jari-broer

In de krant

De boekpresentatie is alweer bijna twee weken geleden. Sindsdien heb ik veel leuke reacties gehad. Enkele dagen terug kreeg ik echter een bijzondere; een artikel in de krant.

 

Brabants Centrum, een lokale krant uit Boxtel, plaatse 24 april een artikel over mijn boekpresentatie. In bijna een halve pagina stond in grote lijnen alles beschreven.

 

,,Ze fascineert mij, mede door een beeldje dat ik als kind van mijn opa kreeg. Het was ooit van haar geweest. Ciel heeft veel meegemaakt. Een leven eindigt niet bij de dood, dat is me wel duidelijk geworden. Keuzes van vroeger kunnen lang doorwerken.”

Het onderzoek naar het leven van Ciel maakte dit duidelijk. Iedereen die haar kende, had een andere kijk op haar leven. Geen twee gelijke antwoorden kwamen naar voren uit de verschillende interviews. Begrijpelijk, want iedereen interpreteert iets op een eigen manier. Het was aan mij om, aan de hand hiervan, een zo accuraat mogelijk beeld van haar leven te schetsen.

 

“Ze was sterk en veeleisend voor haar kinderen. Pas tijdens de oorlog, in contact met Nederlandse soldaten, leek ze milder te worden. Voor hen vervulde zij een andere, zachtere moederrol.”

Deze moederrol nam zij op zich tijdens de bersiap voor een vijftal oorlogsvrijwilligers, iets wat zij die ver van huis waren zeker nodig hadden. Voor mij was dit een van de mooiste ontdekkingen tijdens mijn speurtocht. Het verbaasde mij dat erover werd gezwegen. Ciel kon het zelf niet vergeten, want een van die vijf jongens werd haar schoonzoon en mijn grootvader. Overigens sprak hij hier ook niet over. Het was een verzwegen verhaal, wat juist veel betekenis had voor Ciel.

 

De boodschap achter de presentatie werd eveneens aangehaald. Vraag nu je het nog kan, want “nu kunnen we de mensen die de laatste dagen van het oude Indië hebben meegemaakt, nog vragen hoe het was. Straks niet meer.”

 

Tot slot voegde de schrijver er nog aan toe: “De inkt op de 398 pagina’s van zijn familiegeschiedenis is nog maar net droog, of Broer werkt al aan een nieuw boek […] Opnieuw Indië. Daar blijf ik wel mee bezig.” Maar, daarover later meer…

 

Nieuwsgierig naar mijn eerste boek? U kunt het bestellen via de volgende link: www.indischetokeh.com/toko-buku

Het moederschap

Volgende week is het Moederdag, de dag waarop alle moeders in het zonnetje gezet worden. Ciel was moeder van een dochter, maar in haar hart van zovelen meer.

 

Met haar huwelijk werd Ciel moeder van een vijfjarige stiefzoon. Hij werd nog streng opgevoed, gecombineerd met een kille, afstandelijke behandeling. Hij werd naar een kostschool gestuurd om maar niet in Ciels buurt te moeten zijn.

Elf maanden later beviel zij van een dochter en gaf haar een goede, maar zeker ook strenge opvoeding. Een gedegen opleiding, het spreken van de Nederlandse taal en het gedragen naar westerse maatstaven gingen boven alles.

 

Maar, Ciels moederschap beperkte zich niet tot haar eigen kinderen, ook haar kleinkinderen moesten eraan geloven. Ze probeerde hen Indische manieren te leren, zoals spreken met twee woorden, niet fluiten en stil zijn wanneer volwassenen spreken. Het ene kleinkind was hiervoor gevoeliger dan het ander.

Zelfs een nichtje bleef de bemoederende houding van Ciel niet bespaard. Doordat zij al op jonge leeftijd halfwees werd en haar vader nauwelijks naar haar omkeek, ging zij mee naar Malang, waar zij in contact kwam met tante Ciel. Deze nam steeds meer een moederrol op zich, wat haar in Nederland op veel kritiek kwam te staan. Zo zei Ciel dat zij zich meer op haar werk moest richten en niet zo veel moest reizen, dat hoorde niet bij een carrièrevrouw. Een tegenstrijdig advies, want Ciel was gedurende haar Indische leven regelmatig van huis. Ondanks de wat strenge houding naar haar eigen familieleden, bleven zij haar trouw bezoeken.

 

Slechts één groepje dat onder de rook van Ciels moederschap viel, kreeg een liefdevolle en warme behandeling. Het waren Hollandse soldaten die in Indië vochten tijdens de bersiap. Zij bezochten haar, brachten kleinigheden mee en gingen met haar op de foto. Andersom voorzag zij hen van een goede maaltijd, luisterend oor en een moedergevoel, in een land ver weg van de eigen moeders. Eén van hen werd uiteindelijk haar schoonzoon.

 

Zoekt u nog een leuk Moederdagcadeau? Misschien is dit boek iets voor u, waarbij het moederschap een leidend onderwerp is. Bestel het nu op: www.indischetokeh.com/toko-buku