Bloemlegging

Onlangs viel er een envelop bij mij op de deurmat. Daarin zat een foto van het graf van Kees Vink op Kembang Kuning in Surabaya. Voor het grote witte kruis met zijn naam erop, lag een boeket bloemen. Deze was voorzien van een rouwlint met een persoonlijke tekst. Hoewel de bloemen al een maand eerder waren gelegd, bracht het mij weer even bij hem en zijn graf.

Het laten leggen van bloemen op zijn graf zie ik als een plicht. Op 15 augustus, op zijn verjaardag, sterfdag en op Veteranendag. Het is voor mij een manier om dank te zeggen dat ik zijn verhaal mag vertellen en hem, en met hem zijn bataljon, een gezicht kan geven. Zodat ze meer zijn dan slechts de mannen van dat Tijgerbataljon uit Soerabaja.

 

Het is tegelijk ook een gebaar van respect. Respect voor de vriendschap die mijn grootvader, een van zijn medemilitairen, gaf. Respect voor de momenten dat hij mijn grootmoeder en overgrootmoeder weer aan het lachen kon brengen, terwijl zij net de zwaarste tijd van hun leven achter de rug hadden. Dat hij hen steunde en afleiding gaf van de ellendige situatie waarin zij zich bevonden. En natuurlijk voor Kees zelf, die op 31 december 1948, slechts 24 jaar oud, sneuvelde in dienst van II-10 R.I.

 

De bloemen en het lint laten mij zien dat hij niet vergeten is. En mocht ik ooit het lef hebben om in het vliegtuig te stappen voor een reis naar Indonesië, dan weet ik een ding zeker. Ik zal na aankomst zijn graf bezoeken. Voor mij is dat minstens zo belangrijk als het zien van de plaatsen waar mijn familie ooit woonde, misschien zelfs nog belangrijker. Want daar, op Kembang Kuning, ligt een tastbare verbinding met een leven en een vriendschap die veel betekenden – en die het waard zijn om herinnerd te worden.