Poëzie op wacht
De Kei was een blad dat minimaal tweemaal per maand verscheen voor de mannen van II-10 R.I. in het veld en hun families thuis. Het laatste nieuws, familieberichten, puzzels en verhalen, alles was daarin te lezen. Op verzoek konden stukken worden geplaatst die geschreven waren door een of meerdere militairen. Zo ook het volgende gedicht getiteld “De Wachtpost”:
Ik sta hier, op wacht,
En staar in de nacht,
Mijn gedachten dwalen naar huis.
Plots schrik ik op,
Omhoog, gaat mijn kop:
Is daar misschien iets niet pluis?
Nu is het weer stil,
Ik staar en ik ril,
De nachtwind strijkt langs mijn kleren.
Ik denk aan een brief,
Van mijn hartendief:
Ik hoop spoedig naar haar terug te keren.
Wat hoor ik, geloop,
En plots krijg ik hoop:
Aflossing, ja ’t wordt een drukker gedoe.
Hé, wat heb ik een slaap,
Ook honger, en ik gaap.
’t Is voorbij en ‘k slaap in, o zo moe.

Dit gedicht werd geplaatst in de editie van 5 april 1947 en werd geschreven door korporaal G.W. Hartog. In verschillende edities verschenen gedichten van militairen van alle rangen uit het hele bataljon. De een was vrolijk, de ander juist weer het tegenovergestelde. Het lijkt gelijk op te gaan met de onderlinge verhoudingen.